En dan is ie er. De nieuwste roman uit mijn oeuvre. Trots, moe en blij tegelijk dat zovelen bij mijn signeersessie aanwezig waren: oude bekenden, jonge mensen en natuurlijk familie. Zij ondernamen allemaal een lange reis om naar de drukke Utrechtse binnenstad te komen en in galerie Waterbolk mijn roman in ontvangst te nemen.
En dan gaat daar mijn ‘kindje’, waar ik meer dan een jaar aan gewerkt heb en waarvan sommige teksten al twintig jaar lagen te wachten op dat ene moment. Het was het juiste moment om het daglicht te kunnen zien. Op zo’n moment denk je alleen maar aan al die mensen die eraan hebben meegewerkt. De uitgever, de drukker, de meelezers, de redactrice, de illustratrice, de opmaker. En vooral niet te vergeten de docenten die soms lang geleden, soms kort geleden, de schrijftechniek en de filosofische inspiratie en motivatie verschaften. Velen vragen zich af waarom ik in een romanvorm een levensbeschouwelijke tekst verpak. Ik moet eerlijk bekennen dat juist deze wijze van schrijven mij het meeste ligt. Anderen en-passant iets zinnigs meegeven waar ze hopelijk wat aan hebben.
De hoofdpersoon in het boek bekent op een gegeven moment dat hij begaan is. Het iets zinnigs meegeven en dat begaan zijn, liggen in elkaars verlengde. Hoewel ik uitsluitend de locaties als autobiografische input heb gebruikt, sijpelen de filosofische en spirituele zienswijze langzaam in de teksten door. Dat is het lot van een auteur, een geschreven tekst staat nooit los van ’t brein-van-het-hart.