Je gelooft ’t nooit, ‘Oer’ is voor mij synoniem voor Steenwijk: het oer in de bodem; het oranje ijzerhoudende water en het vierhonderdjarig ontzet van D’olde veste (Steenwijk). Het is voor mij ‘t uitgangspunt is geweest voor een cirkelbeweging waaronder de viering van ’t onze in 1981 (maar daarover later meer). Mijn perspectief heeft de vorm van een cirkel en omvat het verleden uit het jaar 1139 tot anno nu. Sinds kort verhuisde ik weer. Na Steenwijk 1991-1998, Eemster, Dwingeloo en Beilen nu wederom weer in Steenwijk. Een nomad-trail of een pelgrimstocht? Komend uit ‘het westen’ en inmiddels al meer dan drie decennia wonend in ‘het oosten’ betekent het voor velen nog altijd dat ik import ben en bovendien als nomade bestempeld word. Een nomade die recht doet aan een cirkelgang is een vinder en geen wachter. Een nomade is een persoon die in beweging blijft en daar herken ik mijzelf in.
Vanuit een horizontaal perspectief kun je ver kijken, over het gras van je buurman, naar de horizon, langs de bosrand of zelfs tot het ijle raken van water en lucht. Dat lijkt bereikbaar en zo van de wereld, zelfs op afstand lijkt ‘t toch aanraakbaar.
Vanuit een verticaal perspectief wordt een beeld gevangen dat zich tussen wolkenpracht en aarde bevindt, dat lijkt dichterbij dan het werkelijk is. Vanuit een vliegtuig, een hoge toren, heteluchtballon of via een drone bezie je de wereld van bovenaf. Je ziet waar iedereen vandaan komt en waar men naartoe gaat. Het is alsof je een treintafel bestiert, alsof je de bosmieren hun weg ziet gaan en jij alles kan overzien. Het tekent zich onder jou af als een levend schetsboek. Een schetsboek dat buiten onze werkelijkheid staat?
In Steenwijk beleefde ik anno jaren negentig het oranje ijs van de Steenwijker-AA. Het oer liet zich gelden als een bevroren basistoon in een octaaf. In 1846 (honderd jaar voor mijn geboortedag) schreef Ds. Van Schaick, ’what’s in the name’, in de Drentse Volksalmanak een artikel over de Hervormde kerk van Dwingeloo – hoe is dat mogelijk. In datzelfde Dwingeloo leefde ik met die heilige ‘ui’, die ik zag verworden tot ‘landmark’. In Beilen herleefde ik de verbrande resten in het fundament van de Stephanus alsof gisteren het ambacht teniet was gedaan. En vanuit dat gegeven zie ik nu de Clemenskerk in Steenwijk fier en groots staan, een resultaat door afdracht van Beiler valkenpacht. Hoe kan het zijn: Steenwijk verbonden met Beilen. Verbindingen die ik meemaak, die niet vanzelfsprekend zijn, wellicht toeval heten voor passanten en voor mij zich manifesteren als haltes van mijn levenswiel.
Uit een horizontaal point-of-view ben ik in de loop van de tijd naar een verticaal point-of-view gegaan hetgeen je in mijn klank kunt horen, in mijn teksten kunt lezen en tussen de regels kun je de tocht waarnemen die ik aflegde: van Steenwijk naar Dwingeloo, van Dwingeloo naar Beilen en van Beilen opnieuw naar Steenwijk; van horizontaal naar verticaal. Van grondverzet, wortels, paalboren en paardenmest, naar de hoogten van wolkenluchten, boomkronen en de torenspits. Een hernieuwd point-of-view, een verticale blik, een hernieuwde ‘blikwisseling’ zoals Robert Dijkgraaf zou zeggen. Of is dat de ‘Oer-beweging’ die we allemaal meemaken? Ook in het schrijven van romans, buiten de werkelijkheid oftewel fictie, is het point-of-view van elementair belang. De lezer of waarnemer zal pas helderheid ervaren zodra het perspectief klaar en duidelijk is. Is het de auctoriale verteller die, vanuit een verticaal perspectief, het verhaal toelicht, inleeft en grotendeels vertelt? Of zijn het de dialogen die hoofdzakelijk van een horizontaal perspectief uitgaan.
Of het nu vanuit horizontaal of verticaal perspectief beschreven is, het dichtbij en persoonsgebonden point-of-view betekent nog altijd de aanzet tot inleving en leesflow. De cirkelgang die ik volg, maakt mij bewust dat samensmelting van historische herinnering en toekomstperspectief, gouden momenten opleveren die als waardevolle ervaringen in tekst kunnen worden omgezet.