In de nazomer van 2006 werd mijn aandacht getrokken door onze Magnolia. Een reusachtige boom die al jaren wachter was in onze tuin. Naast ons landhek was hij het die bezoekers observeerden en toegang verschafte. De boom vertoonde dermate bijzondere vruchten dat het meer leek op buitenaardse wezens dan op simpele zaaddozen. Al deze vruchten namen mij mee naar het prilste begin, ik spiegelde en zag mij met anderen als zaden geworpen op deze aarde. Het inspireerde mij intens.
Het moest tot de tweede kerstdag duren dat ik besloot een boek te schrijven met mijn zielsgenoten over de essentie van leven.
Zij kwamen uit alle lagen van de bevolking met elk hun eigen specialisme, met elk hun eigen kijk op het nu en het verleden. De opdracht was een simpele vraag: “Wat neem je ‘zo dadelijk’ mee als je terug gaat naar het grote onbekende? Waar gaat het volgens jou om in dit leven?” Zeven personen kregen de ruimte om te reflecteren op hun leven en hun verhaal in te dikken. Te comprimeren tot slechts één bespiegeling: daar waar het om gaat. Tot datgene wat van belang is, om door te geven aan anderen. Noem het spiritueel erfgoed. Gezien vanuit de context van het individu met een rugzak aan ervaring, met persoonlijke interpretaties, met een persoonlijke filosofie. Maar met één verbinding: ‘De Magnolia Cel’.
De queeste naar de ‘essentie van het leven’, het resultaat dat je mee terugneemt als vrucht van het aardse bestaan, werd op verschillende manieren door de auteurs beleefd en doorleefd. Sommigen ervaren de lichtheid van ’t zijn, anderen hun ervaringen als hardvochtig. Sommigen kennen een strijd die snijdt in het diepst van de ziel, maar blijven het leven zien als een streven naar vrede. Enkele schreven een prachtig stuk proza en lieten aan mij de redactie over, anderen interviewde ik en schreef samen met hen hun verhaal.
Op 21 maart 2009 bloeide de Magnolia opnieuw op dood hout. Een kale boom met prachtige bloemen. Bloemen met een vage wit-rose kleur en een onbestemde geur maar van een schoonheid die vele stervelingen in verrukking brengen. Op diezelfde datum kwamen in Kampen om half twee in de middag, onder een stralende zon, zeven mensen samen: vier mannen en drie vrouwen. Hun manuscripten waren tot een boek samengesteld en varend benaderden we Landsend waar in restaurant de eerste exemplaren van ‘Bloeien op dood hout’ hen werden overhandigd.
Een van de auteurs, Fernando Miguel Fernàndez, psycholoog en integratie deskundige, gebruikte het filmische drama als metafoor, waardoor hij ogenschijnlijk objectief de strijd kan aangaan met de integratieproblematiek.
Wilma Grotholt, betitelt zichzelf als medereiziger. Voor haar heeft het leven veel onverwachte wendingen, die zij als bijrijder mag meevaren.
Els Bovenlander, oud-directeur omroeporganisatie en moeder, herkent zich in de dienstbaarheid hetgeen zij ervaart als een vorm van geluk, dat zij associeert met haar vroege levensjaren.
Rob Poll, zeezeiler en non-conformist, kent naast zijn woelige baren ook de stilte van het element water. Een realistische vorm van emotie tussen de natuurelementen die hij trotseert.
Willem van der Salm, bouwkundig ontwerper en hobbyboer, wist zijn confronterende jeugd om te buigen tot levensgeluk. De elementaire contrasten blijken een drijfveer in zijn leven te zijn.
Elly van den Hout, beeldend kunstenaar, ervaart dat zonder liefde, het leven lijden wordt. Het proces van polijsten van haar innerlijke kristal, geeft haar leven transparantie.
Ikzelf herkent de essentie in de bewustheid der dingen en ziet het dragen van consequenties als een proeve voor een ieder die eigentijds wil zijn.
Zonder dat de auteurs het zich bewust waren, kon ik de overeenkomst uit hun proza distilleren. Bij allen lag hun gelukspunt tussen hun tiende en twaalfde jaar. Een leeftijd waarin het kind zich al heel erg zelfstandig voelt echter nog niet aan de identiteits-race van de middelbare school heeft moeten deelnemen. Een psychologisch fenomeen dat voor ons allen geldt.